1.
Vul de ontbrekende woorden in. Een pulsduur in millisconden geeft een …1... effect. Een pulsduur in nano- of picoseconden geeft een …2… effect.
2.
Vul de ontbrekende woorden in. Bij een hoge concentratie aan chromofoor vindt …1… absorptie van photonen plaats. In dat geval hebben de photonen …2… lading nodig en wordt gebruik gemaakt van een …3… fluence om voldoende hitte te creëren.
3.
Welke uitspraken over de pulsduur zijn waar? Meerdere antwoorden mogelijk.
4.
Een cliënt met huidtype II, met licht gepigmenteerde cafe-au-lait vlek (duidelijk contrast) op de voet, komt in de praktijk voor een laserbehandeling. Stem de behandelparameters optimaal af op het chromofoor melanine huid. Kies de drie juiste antwoorden.
5.
Is de volgende uitspraak waar of niet waar? De fluence bepaalt in welke mate photonen geladen zijn en bepaalt daarmee de mate van warmte ontwikkeling in de huid.
6.
Een cliënt met huidtype II, met een grote licht gepigmenteerde lentigo op de wang komt in de praktijk voor een IPL behandeling. Stem de behandelparameters optimaal af op het chromofoor melanine huid. Kies de drie juiste antwoorden.
7.
Bij jouw cliënt met huidtype II is sprake van dermaal pigment. De pigmentatie is donker van kleur. Je kiest ervoor om fotomechanisch te behandelen met een Q-switched laser (ns). Hoe stem je de spotgrootte af?
8.
Is de volgende uitspraak waar of niet waar? De penetratiediepte wordt bepaald door de golflengte en de mate van absorptie.
9.
Is de volgende uitspraak over de Termale Relaxatietijd (TRT) waar of niet waar? De TRT is de tijd die het chromofoor nodig heeft om 50% van warmte kwijt te raken.
10.
Is de volgende uitspraak over de golflengte waar of niet waar? Voor golflengtes geldt dat hoe langer de golflengte, hoe dieper de penetratie in de huid. Dit principe gaat oneindig door.
11.
Een cliënt met huidtype II en licht bruin gepigmenteerde dunne haren op de bovenbenen komt in de praktijk voor laserontharing. Stem de behandelparameters optimaal af. Kies de twee juiste antwoorden.
12.
Een cliënt met huidtype II, donker gepigmenteerde dikke haren met een hoge dichtheid op de kin komt in de praktijk voor ontharing met IPL of laser. Stem de behandelparameters optimaal af. Kies de twee juiste antwoorden.
13.
Welke behandelparameter passen bij een spider naevus met een bolrond verheven centrum en fijne uitlopende teleangiëctasieën? Kies de drie juiste antwoorden.
14.
Is de volgende uitspraak waar of niet waar? Kleine structuren hebben een korte TRT waardoor zij snel afkoelen. De opwarming dient snel plaats te vinden om te voorkomen dat het chromofoor tussentijds afkoelt. Kleine structuren vragen daarom om behandeling met een korte pulsduur.
15.
Een cliënt met huidtype III, met een hypertrofisch litteken op het sternum, komt in de praktijk voor een laserbehandeling. Stem de behandelparameters optimaal af. Kies de twee juiste antwoorden.
16.
Is onderstaande stelling over koeling waar of niet waar? Koeling is bedoeld om aspecifieke schade aan huidstructuren te voorkomen.
17.
De spotgrootte is niet alleen bepalend voor het behandeloppervlak. Waarop kan de spotgrootte nog meer van invloed zijn?
18.
Een cliënt met huidtype II, met helder rode teleangiëctastieën met een grote diameter op de wangen, komt in de praktijk voor een laserbehandeling. Stem de behandelparameters optimaal af. Kies de twee juiste antwoorden.
19.
Selectieve fotothermolyse betekent het selectief verhitten van een chromofoor zonder omliggende weefselstructuren te veranderen. Welke factoren bepalen of er sprake is van selectieve fototermolyse? Meerdere antwoorden mogelijk.
20.
Een cliënt met huidtype III en donker gepigmenteerde dikke haren met een hoge dichtheid in de oksels komt in de praktijk voor laserontharing. Stem de behandelparameters optimaal af. Kies de twee juiste antwoorden.
21.
Is de volgende uitspraak waar of niet waar? Voor spotgrootten tot 7 a 10 mm geldt: hoe groter de spot, hoe minder scattering, hoe dieper de penetratie. Dit komt doordat bij een grote spot de photonen meer tegen elkaar aanbotsen en hierdoor langer in de lichtbaan blijven.